Via: BD Blog, geschreven door Kimja, vrijwilligster van BD in Ecuador
Het eerste wat me opvalt als ik bij de familie Requelme in het dorpje El Triunfo 1 toekom is het verroest vat van Texaco dat in de tuin voor het huis op zijn zij ligt. Later krijg ik te horen dat Texaco de lege vaten gewoon achtergelaten heeft toen het de streek van Sucumbios in Ecuador verliet. Ik zie de daaropvolgende dagen hoe sommigen de vaten gebruiken als bloembakken, of om het graan voor de kippen in op te slaan. Zo zijn de mensen wel, ze vinden voor alles een nut.
Maar niet hier bij de familie Requelme, de weeskinderen dan wel, want moeder en vader zijn jaren geleden overleden. De twee oudste en meerderjarige broers en de nog levende grootouders kijken amper om naar de drie jongsten, die op het gelijksvloers van het grote huis twee kamers gebruiken: één als keuken en één als slaapkamer, met één bed voor de drie tieners. Rosa (16), Silvia (14) en Helmer (11) overleven in de letterlijke zin van het woord, want met geen maandelijkse inkomen, een onverschillige familie en zonder echte voogden is eten en geld vinden om andere noodzakelijke zaken te kopen, zoals een muskietennet of een extra matras, een dagelijkse strijd.
Zo zijn er honderden gevallen in het regio Sucumbios, maar toch maakt die kennis mijn ervaring niet minder hard. Ook omdat de omgeving gewoon zo verziekt is, na decennia lange olie-exploitatie, eerst door Texaco (nu Chevron-Texaco) en sinds hun vertrek in de jaren ‘80 door de nationale Petroecuador. De rechtszaak tegen Chevron-Texaco loopt al 18 jaar en is nog niet ten einde, maar als ik daar rondloop en met de mensen een praatje sla over de invloed van de olie-exploitatie op hun leven, frustreert het me te weten dat de grote bonzen liever met belachelijke tegenargumenten, fraude en juridische details de rechtszaak laten aanslepen, in plaats van de mensen gewoon een kans te geven om opnieuw op een betere manier te leven. Want dat vragen ze, middelen om hun omgeving zo goed mogelijk te herstellen na de onverantwoordelijke manier waarop de geldwolven het zwarte goud naar boven haalden. Dit is maar één van de dorpjes waar de mensen lijden onder de gevolgen van het kapitalistisch systeem, dat gebaseerd is op mensenrechtenschendingen, schade aan de natuur en doden in ruil voor miljoenen dollars. De miserie is echter nog niet over ondanks de rechtszaak, want nu is het staatsbedrijf Petroecuador daar alles wat ze kunnen naar boven aan het halen, en ook opnieuw getekend door die onverschilligheid. Elk jaar is er wel een olielek geweest, maar als de mensen klagen worden ze niet gehoord, of de maatschappij erkent maar een deel van de schuld en laat de aangetroffen boederijen of stukken grond er vuil bij liggen.
Dat is het geval voor de familie van Pacho, die me zo een uurtje in het bos leidde naar het stuk land waar ze vroeger het vee lieten drinken, maar dat sinds het lek in 2008 niet meer mogelijk is door het vervuild water. Een beetje wroeten in de grond, dat ooit hard was en nu een moeras, toont onmiddelijk aan dat ze niet liegen zoals de oliemaatschappij beweert. Want volgens die laatste zouden de boeren daar zelf olie gesmeten hebben om een schadevergoeding te krijgen, waardoor ze weigeren het op te kuisen en geen compensatie willen betalen. Argumenteer maar tegen een handvol geleerde advocaten en technici als je tot je 12de naar school geweest bent… Na de sterfte van meer dan de helft van hun koeien brengen ze het vee daar niet meer, want het water is duidelijk vervuild en heeft voor de sterfte van verschillende koeien gezorgd. Een bron van inkomsten minder voor hen, een grotere afhankelijkheid van de oliemaatschappij en frustratie, dat is het gevolg van een schijnbaar niets betekenend klein olielek in de jungle voor de mensen. Duizenden lekken zijn er al geweest, sinds de oliemaatschappijen het zwarte goud daar aantroffen en koste wat het koste naar boven moesten halen.
Dat men niet meer leert uit eerdere ervaringen zoals de zaak Texaco is voor mij totaal onbegrijpbaar, of misschien ben ik gewoon niet onverschillig genoeg. Nu dat de president de mogelijke implementatie van plan B in het Yasuní park aangekondigd heeft (dus boren), kan ik alleen maar mijn hoofd schudden, want het is zo duidelijk dat dit ook daar gaat gebeuren. Er zijn wel beloften dat de olie op een zo “milieuvriendelijke” manier gaat boven gehaald worden, maar dat klinkt als onmogelijk, schade gaat er sowieso zijn. De olie is namelijk een deel van de natuur, het heeft er mee voor gezorgd dat het regenwoud vandaag een regenwoud is, het bovenhalen betekent onvermijdelijk een verstoring van de harmonie die er heerst en door de onverantwoordelijke en onverschillige manier waarmee het gebeurt betekent het ook een onherstelbare schade.
Maar daar lijken de grote oliebedrijven niet aan te denken als men kijkt naar hoe ze nog steeds omgaan met het zwarte goud, ondanks de schrijnende olierampen de laatste jaren. Het is duidelijk dat er eerst een grondige mentaliteitsverandering moet zijn bij de grote bonzen, of misschien eerder bij ons, de consumenten, die gretig met de auto rondrijden en op olie gebaseerde producten massaal blijven consumeren. De verandering zou niet makkelijk zijn natuurlijk, maar de mensheid wordt toch wel getekend door een enorm aanpassingsvermogen aan nieuwe situaties, dus onmogelijk is het zeker niet. Enkel zo kunnen het Yasuní en haar inwoners gered worden van de schadelijke effecten van olie-extractie, want dat het een zeer nefaste invloed gaat hebben, hoe “milieuvriendelijk” ook, daar bestaat totaal geen twijfel over. En dat er geen rijkdom gaat komen voor het land, hét argument van de president om het plan B te promoten, is wel duidelijk in het gebied waar Texaco aanwezig was, 30 jaar later. Enkel armoede, ziekte, sterfte, milieuschade en frustratie brengt de olie-exploitatie mee voor de lokale bevolking. Een belangrijk argument van de voorstaanders van olie-exploitatie, dat het voor werk zorgt voor de lokale bevolking, is ook futiel, als je ziet dat de volwassen mannen uit het dorp maar om de 15 dagen naar hun families teruggaan na hun zoektocht naar werk in andere provincies. De oliemaatschappijen nemen de lokale mensen enkel in dienst voor tijdelijke opdrachten als wachters of als arbeiders, maar zoeken liever werkmensen in verre provincies, om enig kritisch denken te onderdrukken.
De kostprijs van olie is echt véél hoger dan wat de beurzen ons meldden, dat is me nu wel meer dan ooit duidelijk na een kort verblijf in zo een gebied. De vraag is of die prijs echt moet betaald worden, aangezien het binnenkort toch gedaan is met de olie aan het tempo waarmee miljoenen vaten dagelijks worden opgepompt. Alternatieve energieën bestaan, maar zijn nog te elitair door de monopolies die de energiebedrijven graag behouden, terwijl ze onvermijdelijk toch ooit gaan geïmplementeerd moeten worden. Maar daar maken de mensen zich in het dorp niet druk om, want in de eerste plaats moeten ze overleven, zoals Rosa, de oudste van de weeskinderen, die hoopt om de medicatie die ze nodig heeft voor haar chronische leukemie af en toe te bemachtigen. Het vinden van eten en hun studies afmaken is echter prioritair, dus leeft Rosa met de gevolgen van de ziekte die ongetwijfeld gelinkt is aan de olie-exploitatie en de vervuiling van de grond waarop hun eten geteelt wordt. Niemand kan onverschillig blijven na zo een ervaring, hier ziet men echt wat de prijs van het opgedrongen kapitalistisch model is: extreme armoede en de dood, in een ongelooflijk rijk regio.
No comments:
Post a Comment